Voorjaarsnota en Najaarsnota

In de Voorjaarsnota en Najaarsnota informeert de minister van Financiën de Kamer over de stand van zaken van de uitgaven en inkomsten van het rijk. Samen met de Miljoenennota geven de Voorjaarsnota en Najaarsnota een totaaloverzicht van de 'toestand van 's Rijks financiën'.

Het debat over de Voorjaarsnota is altijd eind juni of begin juli, kort voor het zomerreces. De minister van Financiën moet de voorjaarsnota dan ook uiterlijk 1 juni bij de Kamer indienen. Vaak wordt er in de debatten over de voorjaarsnota vooruitgekeken naar de Miljoenennota.

De Najaarsnota is de laatste nota over het budget in het begrotingsjaar. De Kamerleden ontvangen deze nota uiterlijk 1 december. In het debat dat hierop volgt, debatteert de Kamer over hoe het na de Miljoenennota is gegaan met de uitvoering van de begroting.

Meevallers, tegenvallers en beleidswijzigingen gedurende het begrotingsjaar leiden tot veranderingen in de lopende begroting. Deze worden verwerkt in de zogenoemde suppletoire begrotingswetten. 

Suppletoire begrotingen

Als een minister meer geld nodig heeft dan hij volgens de begrotingswet heeft gekregen, is een suppletoire of aanvullende begrotingswet nodig. Bijvoorbeeld als de uitgaven voor een bepaald doel hoger zijn uitgevallen dan van tevoren is geschat. Suppletoire begrotingen zijn vernieuwde versies van de begrotingen. Deze moeten door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer behandeld en goedgekeurd worden. Er is vrijwel nooit sprake van grote wijzigingen. Suppletoire begrotingen worden door de Tweede en Eerste Kamer behandeld als wetsvoorstellen; de Tweede Kamer kan ze ook aanpassen, de Eerste Kamer niet.